Fiscale vraagstukken zijn vaak complex, hetgeen voor veel belastingplichtigen reden is om een belastingadviseur in te schakelen. Belastingadviseurs streven naar een correcte, maar tegelijkertijd zo gunstig mogelijke fiscale uitkomst voor hun cliënten op basis van feitenanalyses en adviezen. In deze analyses en adviezen wordt ook regelmatig aandacht besteed aan de (proces)risico's van het kiezen van een bepaalde fiscale route. De wetgever, en later ook de Hoge Raad, hebben erkend dat het onwenselijk is indien de Belastingdienst dergelijke documenten zou kunnen inzien. Om die reden is op stukken van adviserende aard het informele verschoningsrecht van toepassing. Dit recht was aanvankelijk gebaseerd op beleid2Het informele verschoningsrecht was eerst neergelegd in de Leidraad AWR, waarna het is vastgelegd in een mededeling van de Staatssecretaris van Financiën van 1994. en is later door de Hoge Raad nader uitgewerkt als onderdeel van het fair play-beginsel. Hoewel het betreffende arrest inmiddels twintig jaar oud is, blijft de precieze reikwijdte ervan onduidelijk. Met zijn conclusie van 20 december 2024 heeft A-G Koopman getracht deze onduidelijkheid te verhelderen. In deze annotatie bespreek ik de onderwerpen die de positie van de belastingadviseur het meest raken.