Voor werkgevers die een eigen leeftijdsafhankelijke premieregeling hebben, heeft de wetgever overgangsrecht in de Wet Toekomst Pensioenen opgenomen. In deze bijdrage wordt de juridische context van het keuzerecht om bestaande premieregelingen te handhaven besproken.
1. Inleiding
Met de Wet Toekomst Pensioenen (Wtp) zijn de regels in de Pensioenwet (Pw) voor onder meer de premie-uitkeringsovereenkomst (premieregeling) die wordt uitgevoerd door een premiepensioeninstelling of een verzekeraar gewijzigd.2De definitie in art. 1 Pw luidt als volgt: "premie-uitkeringsovereenkomst: premieovereenkomst uitgevoerd door een verzekeraar of door een premiepensioeninstelling waarbij de premie individueel wordt belegd, waarbij de premie of het kapitaal voortvloeiend uit de premie in de laatste 15 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, kan worden aangewend voor aankoop van een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum en waarbij het resterend kapitaal vanaf de pensioendatum wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering of voor de aankoop van een vastgestelde uitkering;". Die wet bepaalt dat de pensioenpremie niet meer leeftijdsafhankelijk, maar leeftijdsonafhankelijk (vlak) moet zijn.3Zie art. 17 Pw. Dat betekent kortgezegd dat voor iedere werknemer een vast percentage van de pensioengrondslag wordt gehanteerd (dus onafhankelijk van zijn of haar leeftijd).4De pensioengrondslag is het pensioengevende salaris minus een fiscaal vereiste aftrek van een bepaalde franchise.