Voorwoord
Op 7 juli 2023, op het moment van schrijven van dit voorwoord ongeveer een jaar geleden, bood premier Rutte het ontslag aan van alle ministers en staatssecretarissen van het kabinet-Rutte IV. Sindsdien is het kabinet demissionair, waardoor het alleen wordt geacht lopende zaken af te ronden en geen politieke beslissingen te nemen over controversieel verklaarde onderwerpen.
Doorgaans is het jaarrekeningenrecht niet bepaald een onderwerp waarnaar de meeste politieke aandacht uitgaat of dat de meeste controverse oplevert. Zo heeft het na invoering van de Wet Donner in de jaren 20 van de vorige eeuw zo'n vijftig jaar geduurd tot de Wet op de jaarrekening van ondernemingen2Stb. 1970, 414. en de omzetting van de Vierde en Zevende EEG-Richtlijnen Vennootschapsrecht3Stb. 1983, 663 resp. Stb. 1988, 517, welke wetten dienden ter omzetting van genoemde Richtlijnen 78/660/EEG resp. 83/349/EEG. de contouren van het huidige titel 9 van Boek 2 BW vormgaven. In de vijftig jaren die daarop volgden kan de invoering van IFRS4Stb. 2005, 377, ter uitvoering van onder meer Verordening (EG) nr. 1606/2002. als mijlpaal worden aangewezen en is de boel tien jaar geleden met de implementatie van de Jaarrekeningrichtlijn5Stb. 2015, 349, ter implementatie van Richtlijn 2013/34/EU. nog eens opgeschud. Voor het overige is het Nederlandse jaarrekeningenrecht de afgelopen eeuw een rustig bezit geweest. Daarin lijkt, nota bene gedurende het demissionaire kabinet Rutte IV, verandering te zijn gekomen.
Zo werd direct na de zomer de in 2022 door commissie-Van der Meer Mohr herziene corporate governance code ("Code") aangewezen als gedragscode als bedoeld in art. 2:391 lid 5 BW.6Stb. 2023, 333. Zie L.K. van Dijk, 'Toepassing van de Corporate Governance Code 2022 in overgangsjaar 2023', TvJ 2022/3 en C.R. Nagtegaal & L.J.M. Baks, 'Reactie op "Toepassing van de Corporate Governance Code 2022 in overgangsjaar 2023"', TvJ 2023/4. Opvallend is dat bij herziening van de Code was afgezien van het opnemen van een zogenoemde verklaring omtrent risicobeheersing ("VOR"), omdat de VOR "een controversieel onderwerp is waaraan ruimschoots tijd en aandacht moet worden besteed."7Verantwoordingsdocument van de commissie Van der Meer Mohr, p. 10. Het is alsof commissie-Van der Meer Mohr een vooruitziende blik had dat verankering van de Code aan een demissionair kabinet zou zijn en dat de tijd dus nog niet rijp was om controversiële knopen door te hakken. Controversieel of niet, de schragende partijen van de Code en de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants ("NBA") maakten uiteindelijk in december 2023 bekend dat zij overeenstemming hadden bereikt over een voorstel voor een alsnog in de Code op te nemen VOR.8Een van de aanleidingen voor het voorstel was een motie van een kamerlid, die – toeval of niet – later als minister van Financiën van het demissionaire kabinet zijn steun uitsprak over het voorstel.
Ondertussen werd in diezelfde maand de weg geplaveid voor de implementatie van de Corporate Sustainability Reporting Directive9Richtlijn (EU) 2022/2464. ("CSRD") door invoering van een wettelijke grondslag voor een algemene maatregel van bestuur waarmee de CSRD in Nederlandse wetgeving kan worden omgezet.10Stb. 2023, 517. Zie over dat wetsvoorstel: J.B.S. Hijink, 'Implementatiewet Richtlijn openbaarmaking winstbelasting – met "implementatiehaakje" voor de CSRD – bij de Tweede Kamer ingediend', Ondernemingsrecht 2022/89. De CSRD verplicht grote ondernemingen uitgebreide duurzaamheidsinformatie openbaar te maken. Dat de CSRD, althans het daarin geregelde duurzaamheidsverslag, controverse kan opleveren, blijkt wel als we onze blik richten op de VS waar vergelijkbare verplichtingen op dit moment door juridische procedures voorlopig een halt zijn toegeroepen, nog zelfs voordat deze officieel in werking waren getreden.11Zie de mededeling van de SEC van 4 april 2024 onder 33-11280, 34-99908, te raadplegen via www.sec.gov/files/rules/other/2024/33-11280.pdf. De controverse rondom dergelijke (duurzaamheids)wetgevingsinitiatieven blijkt ook uit de moeizame afstemming tussen internationale regelgevers op dit verslaggevingsterrein12Zie ook C.J.A. van Geffen, 'Duurzaamheidsverslaggeving: internationale connectiviteit of concurrentie?', TvJ 2024/2. en de politieke klucht die de totstandkoming van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive ("CSDDD") is geworden.13Zie de behandeling van het voorstel van de Europese Commissie voor de CSDDD (COM(2022)0071).
Daarnaast kan een derde (deels jaarrekeningrechtelijk) wetgevingsinitiatief in dit rijtje worden genoemd. Het gaat om het voorstel voor de Wijzigingswet accountancysector (voorheen: Wet toekomst accountancysector), dat weliswaar door de politiek niet controversieel is verklaard,14Zie Besluitenlijst van de procedurevergadering van donderdag 25 januari 2024. maar gelet op het eerdere kritische advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en de ontvangst van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer wel controversieel is gebleken.15Kamerstukken II 2023/24, 36484, 4-5, waarover L. in 't Veld, 'Gevraagd: een semiotiek van (accountants)wetgeving', TvJ 2022/5.
Het meest recente voorbeeld betreft de verhoging van de drempelwaarden die gelden voor de toepassing van de omvangafhankelijke vrijstellingen als bedoeld in art. 2:395a-397 BW.16Stb. 2024, 52. Met deze verhoging is uitvoering gegeven aan een Europese richtlijn waarvoor de Nederlandse regering zich – op verzoek van onder meer de NBA – sterk had gemaakt vanwege het uitblijven van een inflatiecorrectie in de afgelopen jaren.17Richtlijn (EU) 2023/2775. Gelet op het achterstallige onderhoud van deze drempelwaarden en de lastenverlichting die deze verhoging meebrengt, zou je toch denken dat de aandacht voor de omvangafhankelijke vrijstellingen weinig politieke controverse oplevert.
Maar niets is minder waar. Het waren namelijk deze jaarrekeningrechtelijke vrijstellingen die beoogd premier Plasterk in de verlegenheid brachten in de huidige kabinetsformatie die een eind aan de demissionaire kabinetsperiode moet maken. Plasterk werd namelijk verweten bij zijn voormalige Frame Pharmaceuticals B.V. (thans: CureVac Netherlands B.V.; "Frame") ten onrechte gebruik te hebben gemaakt van het regime voor micro-rechtspersonen van art. 2:395a BW.18Zie o.a. NRC van 18 mei 2024 ('Patentenkwestie steeds groter probleem voor Plasterk'). Opvallend zijn overigens de ferme termen, zoals valsheid in geschrifte en economisch delict, die in dit verband gebezigd worden terwijl de beweerdelijk gemaakte fout zich, naar het nu aanziet, eenvoudig laat oplossen door de toepassing van een vorm van foutherstel waarin het jaarrekeningenrecht zelf voorziet. Een blik in het handelsregister leert ons dat de jaarrekeningen van Frame over boekjaren 2019, 2020 en 2022 inderdaad als ware Frame een micro-rechtspersoon zijn gedeponeerd, terwijl de jaarrekening over het tussenliggende boekjaar 2021 juist als kleine rechtspersoon is gedeponeerd. Daaruit lijkt te volgen dat Frame haar jaarrekening in ieder geval ten minste over nog een boekjaar als kleine rechtspersoon had moeten deponeren.19Dat zou anders kunnen zijn als Frame in boekjaar 2021 vrijwillig afzag van de vrijstellingen voor kleine rechtspersonen van art. 2:395a BW en in plaats daarvan alleen de vrijstellingen voor kleine rechtspersonen van art. 2:396 BW toepaste. Dat vermoeden lijkt te worden bevestigd door de jaarrekening van Frame over boekjaar 2021 zelf, waaruit blijkt dat de vennootschap over boekjaren 2020 en 2021 op basis van het balanstotaal en het gemiddelde aantal werknemers niet meer voldeed aan de criteria voor micro-rechtspersonen van art. 2:395a BW.20Balanstotaal van €3,6 miljoen resp. €2 miljoen en gemiddeld 12 resp. 20,8 werknemers. De netto-omzet van Frame is niet bekend, omdat de gedeponeerde jaarrekening van Frame ondanks art. 2:396 lid 4 BW geen winst- en verliesrekening lijkt te omvatten. Gelet op de tweejaarstermijn van art. 2:395a-397 BW leidt dat ertoe dat Frame haar jaarrekening over boekjaar 2022 ook als kleine rechtspersoon had moeten deponeren.21Bovendien lijkt Frame ook over boekjaar 2022 niet te voldoen aan twee van de drie drempelwaarden als bedoeld in art. 2:395a lid 1 BW, gelet op de hoogte van het balanstotaal zoals dat blijkt uit de bij het handelsregister – als micro-rechtspersoon – gedeponeerde jaarrekening (€4 miljoen) en het aantal werknemers dat naar Plasterks eigen zeggen in dat jaar bij Frame werkzaam was (10; zie het interview met Plasterk in Het Financieele Dagblad van 31 mei 2024). Onder meer de controverse die daarop volgde, leidde ertoe dat Plasterk zich als beoogd kandidaat voor het premierschap terugtrok.
Het jaarrekeningenrecht heeft de afgelopen eeuw nauwelijks tot controverse geleid. Precies in het jaar waarin het jaarrekeningrecht een jubilieum viert vanwege de vijftigste verjaardag van de eerste Europese jaarrekeningenrichtlijn, lijkt daarin – nota bene tijdens een demissionaire kabinetsperiode – verandering te zijn gekomen. Het jaarrekeningenrecht lijkt op dit moment mede door de ophanden zijnde invoering van de CSRD, waarmee een nieuw jaarrekeningrechtelijk tijdperk wordt ingeluid, relevanter (en politieker) dan ooit tevoren.