TvHB 2024/10
Gerechtshof Amsterdam
9 januari 2024
Met noot van mr. N. Amiel en mr. H.A. Kivits[nbsp] 1Nathalie Amiel en Hugo Kivits zijn werkzaam als advocaten bij Houthoff in Amsterdam. Nathalie Amiel is tevens redactielid van het TvHB.
Samenvatting
Beëindiging, achtergelaten zaken, recht op afgifte en inzage, 230a-ruimte
In deze zaak huurde een huurder een 230a-ruimte. Nadat de huurovereenkomst is geëindigd, heeft de (voormalig) huurder verschillende zaken achtergelaten in het gehuurde. Op grond van de huurovereenkomst zijn deze achtergelaten zaken eigendom geworden van de verhuurder. De huurder heeft de verhuurder om toegang tot het pand verzocht teneinde de spullen weg te halen en de verhuurder heeft hieraan geen gehoor gegeven. Op een later moment heeft de verhuurder de huurder alsnog in de gelegenheid gesteld de zaken op te halen, maar daar heeft de huurder geen gebruik van gemaakt. In deze procedure heeft de huurder op de voet van art. 843a Rv vorderingen ingesteld tot afgifte van alle bescheiden die verband houden met de achtergebleven zaken en tot inspectie van de zaken zelf. De voorzieningenrechter wees de vorderingen af, onder meer omdat de opgevraagde stukken onvoldoende bepaald waren. Hiertegen heeft appellant (de huurder) vijf grieven gericht. Het hof oordeelt dat de huurder geen redelijk belang meer heeft bij de afgifte of inspectie, omdat de eigendom van de achtergebleven zaken op grond van de huurovereenkomst is overgegaan op de verhuurder.