Deze praktijkvraag betreft de volgende casus. Een holding (deelnemende rechtspersoon) heeft een 100%-belang in het geplaatste aandelenkapitaal van een BV (deelneming). Het belang in deze deelneming wordt in de jaarrekening van de holding gewaardeerd tegen netto-vermogenswaarde (art. 2:389 lid 2 BW). Voor deze praktijkvraag wordt uitgegaan van een netto-vermogenswaarde die gelijk is aan de intrinsieke waarde en nihil bedraagt. De BV keert een bedrag van 100 aan dividend uit, waardoor het eigen vermogen van de BV negatief 100 bedraagt. Voor de deelnemende rechtspersoon leidt dit tot de vraag hoe het ontvangen dividend moet worden verwerkt. Daarbij is van belang dat de deelnemende rechtspersoon niet (ook niet gedeeltelijk) instaat voor de verplichtingen van de deelneming en ook niet feitelijk een verplichting heeft om de schulden van de deelneming te voldoen.