1. Inleiding
In een uitspraak van de Kantonrechter Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 10 juli 2018 werd een huurovereenkomst ter zake een parkeerterrein in Harlingen gekwalificeerd als een concessieopdracht, omdat daarin een exploitatieverplichting was opgenomen.[2] In de commentaren op deze uitspraak in de huurrechtelijke literatuur is al in gegaan op de vraag of deze kwalificatie correct was en meer in het bijzonder of de kantonrechter art. 6:215 BW en de jurisprudentie van de Hoge Raad omtrent gemengde overeenkomsten juist toepaste. Gelderman en Vermeulen gingen reeds in op enige aanbestedingsrechtelijke aspecten van de uitspraak.[3] In deze bijdrage trachten wij uit een te zetten waarom het huurrecht en het aanbestedingsrecht elkaar in de praktijk mogelijk vaker zullen ontmoeten dan tot dusver werd aangenomen en welke juridische complicaties dit met zich mee kan brengen. In dat kader ontkomen wij er niet aan om (slechts) in grote lijnen de ratio en werking van het aanbestedingsrecht uiteen te zetten.