Het speelveld in het personenvervoer over het spoor in Nederland wordt in belangrijke mate bepaald door de regulatoire beperkingen die voor het concurrentiegedrag van NS gelden Bij dit vervoer kan een onderscheid worden gemaakt tussen het vervoer over het door NS geëxploiteerde hoofdrailnet (‘HRN’) en het vervoer over de gedecentraliseerde regionale lijnen (‘regionale spoorvervoer’).[2] De concessie HRN is voor de periode 2015-2025 door de Staat op basis van de Spoorwegwet onderhands aan NS gegund. De concessies voor het regionale spoorvervoer worden op grond van de Wet Personenvervoer 2000 (‘Wp2000’) via Europese openbare aanbestedingen gegund, waarbij er meestal meerdere bieders zijn. In deze bijdrage worden het advies van de Autoriteit Consument en Markt (‘ACM’) over gelijke kansen bij aanbestedingen van regionale lijnen van 17 april 2019 en het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 27 juni 2019 in het beroep van NS tegen een boetebesluit van ACM wegens misbruik van economische machtspositie bij de aanbesteding van de Concessie Limburg besproken. De vraag is of er voldoende waarborgen zijn voor een gelijk speelveld in het regionale spoorvervoer met name nu NS weer zal gaan meedingen naar concessies voor regionale lijnen. In dat kader is ook de komende evaluatie van het HRN door de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van belang. Het artikel gaat in op aspecten van kruissubsidiëring, aanbesteding en mededinging die bij het waarborgen van het gelijke speelveld in het regionale spoorvervoer een rol spelen.