1. Inleiding
Normaal gesproken wordt de verplichting een aanbestedingsprocedure te volgen geassocieerd met de Aanbestedingswet 2012. Bestaat geen aanbestedingsplicht krachtens deze wet, dan voelen overheden zich niet verplicht om aan te besteden. Daarbuiten komen echter ook in toenemende mate verplichtingen voor om een aanbestedingsprocedure te volgen. Een recente ontwikkeling is de verplichting tot het betrachten van transparantie bij schaarse rechten. Een verdeling van schaarse rechten wordt in beginsel niet beheerst door de Aanbestedingswet 2012, omdat de overheid geen werken laat verrichten, diensten ontvangt of leveringen verkrijgt onder bezwarende titel. Ook uit het staatssteunrecht volgt onder omstandigheden een verplichting tot aanbesteding. Nu de Algemene Groepsvrijstelling (AGV)[2] een zeer groot gedeelte dekt van de staatssteunzaken, en Bart Hessel hierover verschillende publicaties heeft geschreven, was de keuze voor een artikel over dit onderwerp gauw gemaakt.[3] Dat kan samenhangen met een daartoe strekkende formele of informele voorwaarde in een besluit van de Europese Commissie, maar een bredere grondslag voor het volgen van een aanbestedingsprocedure volgt uit de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGV). In de Groepsvrijstelling wordt voor een vrijstelling van de verplichting tot melding van staatssteun bij de Europese Commissie geëist dat een steunverlenende instantie een ‘openbare, transparante en niet-discriminerende oproep’ doet tot – kort gezegd – mededinging.[4]